23 november 2022
Er is een Europese beweging naar excellent beroepsonderwijs, maar welke kant beweegt die op?
Joep Bresser
Beleidsmedewerker
Stel uw vraag
Meer informatie nodig? Stel uw vraag aan één van onze medewerkers
23 november 2022
Beleidsmedewerker
Meer informatie nodig? Stel uw vraag aan één van onze medewerkers
De Europese partnerschappen voor Centres of Vocational Excellence worden momenteel uitgerold onder het Erasmus+ programma en de Commissie selecteerde de eerste projecten, met véél Nederlandse deelname. Onlangs vond het eerste Vocational Excellence Forum plaats. Tijdens dit evenement stonden de nationale centra voor excellent beroepsonderwijs en het Europese initiatief dat hen verbindt centraal. Wat is de huidige stand van zaken omtrent excellent beroepsonderwijs in Europa en hoe ziet de toekomst van het Erasmus+ initiatief eruit? Neth-ER biedt een nadere blik.
Het eerste Vocational Excellence Forum, georganiseerd door de Europese Commissie en de overheid van Baskenland, bood een inkijkje in de beweging naar excellent beroepsonderwijs die in Europa gaande is. Dat dit Forum in Baskenland plaatsvond is niet zonder reden. Samen met Nederland kan de Spaanse regio gezien worden als geboorteplaats van het Europese initiatief voor Centres of Vocational Excellence. De Baskische regering stimuleert en investeert al jaren in Tknika: centrum voor toegepaste innovatie in beroepsonderwijs. Tknika speelt een intermediaire rol tussen beroepsonderwijscentra, universiteiten, onderzoeksinstellingen en Baskische bedrijven. Het instituut voert onderzoek uit naar innovatie in het beroepsonderwijs en brengt innovatie- en onderwijspartners bij elkaar. Zo traint het leraren in de nieuwste innovaties binnen het onderwijs en bedrijfsleven, draagt het bij aan bij- en omscholing van de bevolking en stimuleert het een ondernemende mindset bij studenten. Het aantal aanmeldingen voor beroepsonderwijs in de regio nam de afgelopen jaren navenant toe. Een schoolvoorbeeld van hoe de Commissie graag ziet dat het beroepsonderwijs van de toekomst eruit ziet en daarmee een inspiratie voor haar eigen Europese initiatief.
Ook Nederland kent tal van dit soort centra waar publieke en private partners bij elkaar komen om samen te werken aan gezamenlijke uitdagingen. Een voorbeeld ervan zijn de Centra voor Innovatief Vakmanschap in het mbo op terreinen als Smart Technology, Welzijn & Zorg en de Energie. En in het hbo kennen we de Centres of Expertise. Dit is slechts een greep uit de vele publiek-private samenwerkingsverbanden die innovatie binnen en buiten het onderwijs stimuleren. Met verschillende innovatieve interventies stimuleert de Nederlandse overheid deze beweging, via het Regionaal Investeringsfonds mbo, MKB!idee en de Centres of Expertise. Dit jaar keurde zij een Groeifonds-aanvraag goed om publiek-private samenwerking in het beroepsonderwijs verder op te schalen.
Nederland en Baskenland zijn niet de enigen in Europa die deze samenwerkingen stimuleren. Het Joint Research Centre bracht al eens in kaart in welke landen nationale Centres of Vocational Excellence te vinden zijn, in welke vorm en onder welke naam. Chiara Riondino, Head of Unit van de Unit Vocational Education & Training bij de Europese Commissie, benadrukte tijdens het Forum dat maar liefst zestien landen initiatieven voor centra voor excellent beroepsonderwijs in hun herstel- en veerkrachtplan onder het Europees Herstelfonds hebben opgenomen. Daar kan je Nederland bij optellen, die hiervoor het eigen Groeifonds inzette. Binnen hun herstel- en veerkrachtplan besloot Spanje te investeren in een netwerk van vijftig op te richten centra voor excellent beroepsonderwijs. Veel landen lijken daarmee invulling te geven aan de acties en doelen die zij zelf afspraken in de Osnabrück-verklaring voor de toekomst van het beroepsonderwijs.
De Commissie stimuleert via het Erasmus+ programma de partnerschappen voor Centres of Vocational Excellence (CoVE). Deze partnerschappen verbinden bestaande en nog op te richten nationale Centres of Vocational Excellence om samen te werken aan de digitale en groene transitieopgaven en sectorspecifieke uitdagingen. De Raadsaanbeveling over de toekomst van het beroepsonderwijs stipuleert dat er de komende jaren honderd van deze partnerschappen worden opgericht. In twee pilotcalls en de eerste reguliere call onder Erasmus+ selecteerde de Commissie al 25 projecten. Nederlandse instellingen uit het mbo, maar ook een aantal hogescholen en een universiteit, doen het erg goed. Aan bijna de helft van de projecten doen Nederlandse partners mee. De deelname uit verschillende onderwijssectoren laat goed zien dat het initiatief ook helpt om verbindingen tussen deze sectoren te leggen, wat goed lijkt aan te sluiten bij de ambitie van minister Dijkgraaf om tot een waaiermodel van opleidingen te komen.
De CoVE-projecten zijn goed verbonden met de bredere beleidsprioriteiten van de Europese Commissie, zoals vergroening, digitalisering, open strategische autonomie en inclusie. Zo werden er projecten geselecteerd op het gebied van stedelijke vergroening, wind op zee en schone energie. Op het vlak van digitalisering zijn projecten aangewezen voor de digitale transitie in de gezondheidszorg en kunstmatige intelligentie. Een ander project stimuleert inclusieve governance-modellen voor het management en de ontwikkeling van beroepsonderwijsinstellingen. Tenslotte is er aansluiting bij het Europese industriebeleid via projecten op het gebied van micro-elektronica, textiel en advanced manufacturing. Ook bereikt de Commissie via het initiatief het midden- en kleinbedrijf in de regio; een prioriteit binnen haar mkb-beleid.
Ter ondersteuning van het initiatief richtten de verschillende projectleiders eigenhandig de CoVE Community of Practice op, die de Commissie nu ook ondersteunt. In deze lerende gemeenschap delen zij ervaringen, inspireren zij elkaar en vinden zij oplossingen voor uitdagingen bij de implementatie. De gemeenschap werkt via de principes van open science/access waarbij werkende tools en inzichten worden gedeeld. Het Nederlandse netwerk Katapult zit het netwerk voor. Ten behoeve van het netwerk deelt zij haar eigen tools en publicaties en maakte zij een Europese netwerkkaart om partners voor toekomstige projecten elkaar te laten vinden.
Met de aankomende eind- en interimevaluatie van het Erasmus+ programma wordt de vraag relevant welke toekomst de Commissie én de kennisgemeenschap voorzien voor het initiatief. Een aantal vraagstukken vragen om een antwoord. Om te beginnen roept het begrip excellent beroepsonderwijs verschillende connotaties op. Is excellent beroepsonderwijs iets voor de happy few en daarmee onverenigbaar met inclusie in het beroepsonderwijs? Chiara Riondino formuleerde daar tijdens het Forum namens de Commissie alvast een eigen antwoord op: “Excellent beroepsonderwijs is niet enkel voor een elitegroep, maar zou de norm moeten worden.” Maar om het de norm te laten zijn, is er nog werk aan de winkel. Hoe zorg je ervoor dat de resultaten in de Europese projecten verder worden verspreid naar scholen en bedrijven die niet meedoen aan het initiatief, om zo impact op de gehele maatschappij te genereren?
Excellent beroepsonderwijs brengt volgens Chiara Riondino ook met zich mee dat het beroepsonderwijs onderdeel is van een vaardighedenecosysteem en bijdraagt aan regionale ontwikkeling, innovatie, slimme specialisatie, het bedrijfsleven en de wetenschappelijke gemeenschap. Dat betekent dat het initiatief zich zal moeten verbinden aan andere nationale en Europese programma’s. Meerdere sessies op het Vocational Excellence Forum gingen dan ook over verbindingen met praktijkgericht onderzoek, industriële clusters en Europese Universiteitennetwerken. De Commissie verwacht van CoVE-projectindieners dat zij synergieën zoeken met programma’s als Horizon Europe, InvestEU en de Europese Structuur- en Investeringsfondsen. Of deze synergieën in de praktijk gevonden gaan worden moet nog blijken. Gidsdocumenten om synergieën in de praktijk te brengen bestaan vooralsnog niet en regels omtrent investeringen in excellent beroepsonderwijs zijn binnen andere programma’s dan Erasmus+ nog vaag.
Aansluiting met andere fondsen zal belangrijk zijn voor de duurzaamheid van de CoVE-projecten en de opbouw van nationale centra voor excellent beroepsonderwijs in landen die nog achterlopen. Dat brengt ons bij de laatste en meest fundamentele vraag: wat gebeurt er nadat de projectfinanciering stopt vanuit Erasmus+? De Nederlandse ervaring met publiek-private partnerschappen voor vernieuwing van het beroepsonderwijs leert dat het ontwikkelen van dit soort netwerken tijd kost. Subsidieregelingen zoals het Regionaal Investeringsfonds mbo lopen al ruim tien jaar en netwerken zijn er, ondanks toenemende private investeringen, nog altijd van afhankelijk. Er vanuit gaan dat de Europese partnerschappen na vier jaar financiering op eigen benen zullen staan is simpelweg onrealistisch.
Nu het initiatief wordt uitgerold onder Erasmus+ en de eerste evaluatie er aan komt is het dus hoog tijd om na te denken over de langere termijn. Bij de Europese Universiteitennetwerken is het langere termijnperspectief al duidelijker ingebed in het initiatief. Een deel van de netwerken heeft al vervolgfinanciering gekregen en Raadsconclusies van vorig jaar spraken duidelijk over gezamenlijke lange termijnstrategieën.. Bij de Centres of Vocational Excellence zijn er tot nu toe twee pilotprojecten die vervolgfinanciering hebben gekregen om het project op te schalen, te weten het PoVE Water project gecoördineerd vanuit het Friesland College en het project rondom advanced manufacturing met het Baskische TKNIKA en het Nederlandse Da Vinci College. Van een echte langetermijnvisie voor de honderd te financieren CoVE-netwerken en de verhouding tussen bestaande en nog op te richten netwerken is echter nog geen sprake.
Het Europees Parlement riep de Commissie op, in een resolutie over het geüpdatete industriebeleid opgesteld door rapporteur Tom Berendsen, om een strategie te ontwikkelen voor partnerschappen tussen beroepsonderwijs en bedrijfsleven. Deze zouden gelinkt moeten worden aan regionale industriële clusters om vaardighedenontwikkeling en innovaties door het mkb te stimuleren. Een strategie in die trant zou kunnen bijdragen aan de bepaling van een toekomstvisie rondom de Europese CoVE-partnerschappen. Daar zal politiek over gesproken moeten worden, maar veel politieke aandacht is er in tegenstelling tot bij het Europese Universiteiten-initiatief nog niet.
De visie op de toekomst van de beweging rondom excellent beroepsonderwijs zal in ieder geval ontwikkeld moeten worden zonder de founding father en ambassadeur van het Europese CoVE-initiatief: Joao Santos, Deputy Head of Unit in de VET-Unit bij de Commissie. Op het Vocational Excellence Forum werd op indrukwekkende wijze afscheid van hem genomen. Hoe hij terugkijkt op de ontwikkeling van de CoVE’s tot nu toe en hoe hij de toekomst van het initiatief ziet kunt u binnenkort lezen in een afscheidsinterview met Neth-ER.
Volgend jaar vindt het tweede Vocational Excellence Forum in Nederland plaats.