Europa en Nederland zijn momenteel volop aan de slag om met missiegedreven beleid nieuwe wegen in te slaan in het vinden van oplossingen voor prangende maatschappelijke uitdagingen. Maar hoe komen we tot een succesvolle selectie en implementatie van missies en wat en wie bepalen dat?


Op weg naar succesvolle missies: een ‘mission possible’?!

Missies: anything but policy as usual

Om missies en missie-gedreven beleid in Horizon Europe daadwerkelijk tot een succes te maken is een radicaal andere aanpak nodig in de keuze en invulling van missies. Geen policy as usual, geen oude wijn in nieuwe zakken, maar een keuzeproces dat ‘capture’ door gevestigde belangen op afstand houdt,‘lock-ins’ vermijdt en een open en transparante selectie voorstaat. Bij het selecteren van Europa brede missies zijn subsidiariteit en EU value added cruciale principes. Recent onderzoek van TNO, samengebracht in de 2018 editie van ‘De Staat van Nederland Innovatieland’, benadrukt bovendien het belang van creatieve uitdagers (startups, social entrepreneurs), actieve betrokkenheid van burgers en een open, experimentele aanpak in onderzoek en innovatie. Missie-gedreven beleid vereist dat beleidsmakers breken met de zekerheden van policy as usual en gevestigde belangen. Dat vraagt om het loslaten van vertrouwde macht en controle om zo de kracht en creativiteit van het veld en de bevolking te mobiliseren en tot nieuwe oplossingen te komen. Blijft Europa missies zien als policy as usual dan zullen bestaande belangen het missieproces naar hun hand zetten en ontstaat een situatie waarbij alles verandert, opdat er uiteindelijk niets verandert (vrij naar Di Lampedusa).

Subsidiariteit en EU value added

Europa brede missies liggen vooral voor de hand op onderwerpen die om schaal, massa en snelheid vragen, die grensoverschrijdend zijn en waar kansen op synergie – of omgekeerd: kansen op het reduceren van overlap - groot zijn. Ofwel EU value added. Uit een recente survey van de Europese Commissie onder potentiële stakeholders kwam naar voren dat het belang van EU value added breed wordt onderschreven. Daarbij is ook het ‘mandaat van Europa’ zelf van belang zoals onder meer vastgelegd in het subsidiariteitsbeginsel. Uit eerder onderzoek van TNO met het Joint Institute for Innovation Policy in opdracht van de Europese Commissie bleek dat Europabrede missies vooral kans van slagen hebben op gebieden waar de EU exclusieve of gedeelde bevoegdheid heeft. Als er sprake is van ondersteunende bevoegdheid, zoals bijvoorbeeld op de domeinen gezondheid, industrie, cultuur, toerisme of onderwijs, blijkt het uitvoeren van een Europabrede missie lastiger, door bestaand nationaal beleid en door fragmentatie van markten, die op hun beurt weer de noodzakelijke opschaling van oplossingen bemoeilijken. Daarmee verliezen missies op deze domeinen hun kracht die juist zit in het bieden van Europabrede schaalbare oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen en transities.

Breed draagvlak, aandacht voor uitdagers en voorzichtig met gevestigde belangen

De koudwatervrees van beleidsmakers en bestaande stakeholders – de gevestigde ‘triple helix’ - voor actieve betrokkenheid van burgers bij de selectie en implementatie van missies lijkt ongegrond. Burgerbetrokkenheid bij missies biedt juist de nodige kansen om de kloof tussen burger en politiek te dichten en burgers veel directer te betrekken bij het onderzoek- en innovatiebeleid. Maar wel in hun eigen rol en kracht en met behoud van de kennis en inzichten van professionals. Recente nationale en internationale voorbeelden, waaronder de VN Sustainable Development Goals, de Nationale Wetenschapsagenda en VK Longitude Prize, laten zien dat de burger heel goed in staat is om als gelijkwaardige partner deel te nemen en bij te dragen aan het selectieproces, mits een passende vorm wordt gekozen en zijn stem ook daadwerkelijk telt. Missies moeten open en doorsnijdend zijn en dus niet gericht op één sector, één wetenschappelijk veld of één maatschappelijk belang. Oplossingen moeten uit verschillende hoeken kunnen komen. Om dit mogelijk te maken moet al bij aanvang van de besluitvorming rond missiekeuze en governance een andere houding gekozen worden. De huidige discussies in de Raad en het Parlement geven weinig hoop op dit front. Beide instituties proberen vooral grip te krijgen op welke missies er komen en wie de scepter over missies mag gaan zwaaien. Dit is de houding van de gevestigde, ‘oude’ belangen en klassiek beleid, terwijl beleidsmakers juist nu in zouden moeten zetten op een andere eigentijdse manier van beleid maken. In plaats van eindeloze discussies over welke instituties de baas zijn over de missies, zou het debat moeten gaan over ongedachte en onverwachte combinaties, ambitieuze startups, social entrepreneurs en out-of-the-box denkers bij het doordenken, ontwerpen en vaststellen van de missies. 

Kies voor impact, niet belangen

Het Europees Parlement en de Raad moeten kiezen voor impact in plaats van belangen en voorkomen dat alles verandert, opdat er uiteindelijk niets verandert. Doel is om met missies die impact te bereiken die met het maatschappelijke uitdagingenbeleid tot nu toe nog grotendeels niet is gelukt: het realiseren van oplossingen voor urgente maatschappelijke problemen. Binnenkort start de triloog waarin de uiteindelijke criteria voor de missies vastgelegd zullen worden. Het Parlement en de Raad lijken het eens te zijn dat er een transparant selectieproces moet plaatsvinden voor missies, dat de missies ook sociale wetenschappen moeten betrekken en dat projecten op alle TRL’s een plek moeten krijgen binnen missies. Dit zijn drie manieren waarop de instituties zeker willen stellen dat iedereen haar deel van de missiekoek krijgt. Het is een grotendeels belangen gedreven proces. In de wens iedereen tegemoet te komen dreigt echter de toegevoegde waarde van missies als open en bottom-up maar vooral ook impactgericht instrument verloren te gaan. Het Parlement en de Raad onderschrijven beide dat missies Europese toegevoegde waarde moeten hebben, maar er wordt niet of nauwelijks nog gekeken naar het vermogen van de EU om de oplossingen uit het onderzoek- en innovatieprogramma te implementeren en op te schalen. Controle en zeggenschap lijken tot nu toe belangrijker dan impact.

Het concept van missies is onder meer door het werk van Marianna Mazzucato, het Lamy-rapport, en achtergrondstudies door het Joint Institute for Innovation Policy (met TNO) stevig op de kaart gezet in Europa. Uit de selectie, de keuze van governance en de implementatie van missies zal moeten blijken of er echt sprake is van een verandering van beleid, of dat Europa blijft bij oude wijn in nieuwe zakken.

 

Door: Arjen Goetheer, Frans van der Zee en Gosse Vuijk, TNO