Het nieuwe Erasmus+-programma wordt zogezegd groen. Om dit te bereiken wil de Commissie het Erasmus+-programma inzetten voor het kweken van groen Europees burgerschap onder haar deelnemers. Ook introduceert het programma maatregelen die sturen op duurzamer reizen. De invulling van een werkelijke cultuuromslag, op instellingen en bij studenten in Europa, roept nog wel vraagtekens op. Neth-ER heeft in de aanloop van het nieuwe Erasmus+ in Brussel en in Nederland nagevraagd wat een groen Erasmus+ nu écht betekent.


Hoe wordt Erasmus+ groen?

Een inclusief én groen programma

Het nieuwe Erasmus+-programma is begonnen. De komende zeven jaar wordt het programma groen, naast digitaal en inclusief. Minstens 30% van de EU-begroting moet uitgegeven worden aan het ondersteunen van klimaatdoelstellingen, zo is afgesproken in het Meerjarig Financieel Kader 2021-2027. Dit geldt dus ook voor het EU-onderwijsprogramma. De Europese Green Deal-ambities leveren voor Erasmus+ een knelpunt op. Er is een groot belang om duurzame praktijken te verankeren in het programma én Erasmus+ heeft daarnaast ook als doel om aan steeds meer studenten in Europa de kans te bieden een interculturele leerervaring op te doen. Het is basis voor een zoektocht naar een balans tussen een groen en toch inclusief programma, de twee voornaamste prioriteiten voor Erasmus+ en voor de verwezenlijking van de Europese Onderwijsruimte. Hoe gaat de Commissie dit bewerkstelligen? Dit verdiepende artikel, voortbouwend op bronnenonderzoek en interviews afgenomen met belanghebbenden op instellings-, nationaal en Europees niveau in de aanloop van het nieuwe Erasmus+, poogt er een vinger op te leggen.

De kracht van het onderwijs inzetten

De kern van het programma ligt bij fysieke leermobiliteit. De plannen vanuit de EU zetten dan ook in op het gebruiken van de kracht van het onderwijs om zo de bijdrage aan de groene transitie te realiseren. Het grensoverschrijdend leren en samenwerken, hoofddoel van Erasmus+, wordt gezien als het voornaamste instrument om Europese identiteit op te bouwen. Zodra de groene boodschap daarin wordt verweven, met het idee dat instellingen en studenten dit vervolgens uitdragen, kan het programma de bijdrage aan de groene transitie vormgeven. De drie bouwstenen voor het kweken van dit groene burgerschap in de Europese beleidskaders zijn: het bevorderen van gedragsverandering en bewustwording onder de deelnemers; het stimuleren van duurzame vormen van reizen voor de leermobiliteit; en de uitwisseling op toekomstgerichte curricula met aandacht voor groene vaardigheden.

Wat betekent dat concreet?

Aandacht voor het milieu en de strijd tegen klimaatverandering krijgt naast de thema’s inclusie en digitalisering prioriteit in samenwerkingsprojecten. Elke aanvraag voor een Europees onderwijsproject moet dus één van de drie thema’s raken. In 2021 wordt een Europese onderwijscoalitie voor klimaat opgetuigd om de inhoudelijke bijdrage aan het onderwijs verder te concretiseren. Voor de leermobiliteit is een top-up geïntroduceerd als deelnemers een duurzaam vervoermiddel kiezen, en zij mogen tot aan zes extra reisdagen opgeven voor het ontvangen van de beurs. Zo wil het programma in 2021 inzetten op het stimuleren van duurzame keuzes en het mogelijk maken van deze keuzes, zonder af te dwingen. De impact op het milieu wordt gemeten door bij te houden welk vervoermiddel deelnemers kiezen en de afstand die daarmee wordt afgelegd. Samenwerking met Interrail laat nog even op zich wachten. Het aanbieden van treinpassen voor Erasmus+-leermobiliteit wordt halverwege de programmaperiode verwacht, zo meldt de Commissie.

En wat betekent het voor Nederland?

De wil om groener te doen is er in het onderwijsveld. Echter zijn instellingen nog op zoek naar de uitwerking om duurzaamheid aan het internationaliseringsbeleid te koppelen op dezelfde manier datde Commissie ideeën wil verzamelen en uitproberen in 2021. Er zijn in Nederland goede voorbeelden voorhanden. Meerdere onderwijsinstellingen nemen bijvoorbeeld het initiatief om treinpassen te vergoeden voor hun studenten op leermobiliteit, betaald uit hun eigen budget. Het Nederlandse Nationaal Agentschap voor Erasmus+ houdt de interne uitstoot bij en compenseert dit.

Op naar een cultuuromslag

Onderwijsinstellingen wordt gevraagd om studenten die op mobiliteit gaan te stimuleren om duurzame vervoermiddelen te gebruiken, en om bewust gedrag te promoten. De nieuwe regelgeving en de geïntroduceerde top-up maken deze eerste doelstelling al makkelijker. Op de lange termijn hebben instellingen echter meer nodig dan een financiële prikkel om studenten en staf aan te sporen groen te reizen. Het aanbieden van een treinpas in het kader van Erasmus+-leermobiliteit maakt het interessanter om op deze manier te reizen en het land van bestemming te ontdekken. Voor een echt groen programma moet in de toekomst de motivatie worden aangewakkerd bij alle deelnemers. Erasmus+ kan ook bijdragen in de informatievoorziening om een positieve houding te genereren.

Conclusies

Er wordt nu op Europees niveau geïnventariseerd wat er mogelijk is om bij te dragen aan de groene transitie, door de kracht van het programma in te zetten. Het opbouwen van (groen) Europees burgerschap blijft voorop staan. Daarbij is Erasmus+ als financieringsprogramma een sterk middel om de beweging in Europa te versnellen. Of de 30%-doelstelling wordt behaald, en of de impact op het milieu effectief gemeten wordt, zal blijken uit de tussentijdse evaluatie.