EU-13-landen moeten hun nationale onderzoeksagenda’s aanscherpen om aan te haken in Horizon Europe. Brussel én de EU-13-landen moeten werken aan hun nationale onderzoekssystemen, de kwaliteit van het onderzoek en samenwerkingsverbanden met de best presterende onderzoeksinstellingen elders. Dat concludeert een onderzoek van het Europees Parlement. Maatregelen zijn nodig zodat het Kaderprogramma ook op de lange termijn een aantrekkelijk programma blijft.


Dichten innovatiekloof vergt actie in instellingen, hoofdsteden én Brussel

Toegankelijkheid Kaderprogramma verhogen

Om de prestaties van de EU-13-landen in Horizon Europe te verhogen, moet er op alle niveaus voor gezorgd worden dat zij hun nationale strategische agenda’s voor onderzoek en innovatie (O&I) kunnen aanscherpen. Dit concludeert het onderzoek ‘Horizon 2020: Geographical balance of beneficiaries, dat het Parlement liet uitvoeren naar de prestatiekloof in Europa. Om de duurzaamheid van het onderzoeksprogramma op de lange termijn te garanderen, is het cruciaal dat deelnemers uit alle EU-lidstaten bereikt worden.

Drie dilemma’s

Volgens de onderzoekers liggen er drie redenen ten grondslag aan de innovatiekloof. Allereerst zijn dat de investeringen in het nationale onderzoekssysteem. De EU-13-lidstaten investeren flink minder in onderzoek & innovatie dan de andere lidstaten, gemiddeld 1,1% van het bnp tegenover 2,2% in Europa. Dit leidt tot minder wetenschappelijke prestaties en minder goede onderzoeksvoorstellen, wat de kloof verder vergroot. Tenslotte vinden onderzoekers uit de regio te weinig aansluiting bij de best presterende onderzoekinstellingen, waaronder het Franse CNRS, het Duitse Fraunhofer, de Belgische KU Leuven en de TU Delft. De briefing benadrukt dat er geen “one-size fits all” oplossing voor de heterogene EU-13-regio is, maar ziet in deze drie punten een mogelijke oplossing.

Daag EU13 uit

De auteurs willen de onderzoeksprestaties van EU-13-landen verbeteren door onderzoekers uit te dagen. Horizon Europe moet haar focus op excellentie behouden, omdat dit betere prestaties aanmoedigt. Maar excellente onderzoekers uit de regio moeten in contact worden gebracht met onderzoekers elders, zodat ze samen projecten kunnen opzetten. Ook moeten organisaties hun “strategisch management” versterken, oftewel het personeel dat projecten kan voorbereiden, coördineren en uitvoeren. Nationale overheden kunnen dit ondersteunen door periodieke evaluatiesystemen op te zetten voor onderzoeksorganisaties, met nadruk op internationale samenwerking en strategisch management. Verder moeten zij meer investeren in O&I, waar mogelijk samen met Europese fondsen. Ook de Commissie moet inzetten op onderzoekscapaciteit, onder meer door een versterking van de National Contact Points. Het idee is dat uit alle maatregelen excellentie voort zal vloeien, wat de potentie voor deelname aan het EU-kaderprogramma vergroot.

Context

De EU-13 zijn de dertien lidstaten die in 2004 en daarna lid zijn geworden van de EU. Deze landen bleken moeilijk mee te komen in Horizon 2020 ten opzichte van de EU-15, gezien de competitieve aard van het EU-kaderprogramma voor O&I. Binnen Horizon 2020 ging maar liefst 95% van het totale budget naar onderzoeksorganisaties in de EU-15. Om de kloof in O&I-prestaties tussen de EU-landen te dichten, introduceerde Horizon 2020 het programmaonderdeel ‘Spreading Excellence and Widening Participation’. In Horizon Europe zal het onderdeel voortgezet worden met flink meer budget, namelijk 3,3% van het totaal tegenover 1,1% in Horizon 2020. Overigens roepen ook rectoren uit de EU-13 op om excellentie als hoofdprincipe in Horizon Europe te behouden.