Om hogeronderwijsinstellingen klaar voor de toekomst te maken presenteert de Commissie een pakket gericht op het naar een hoger niveau tillen van transnationale samenwerking en mobiliteit. Er liggen onder meer ambities voor een wettelijk statuut voor transnationale samenwerkingsmodellen, een Europees diploma, en een modernere Europese Studentenkaart. Daarnaast heeft de ontwikkeling van vaardigheden voor de duale transitie prioriteit. De bescherming van waarden, inclusiviteit en de internationale dimensie van het Europees hoger onderwijs passeren tot slot ook de revue.


Torenhoge ambities in hogeronderwijspakket voor toekomstbestendige instellingen

Midden in de maatschappij  

Om een toekomstbestendige transformatie van het Europese hoger onderwijs te stimuleren heeft de Commissie een Europese Strategie voor hogeronderwijsinstellingen en een voorstel voor een Raadsaanbeveling ‘Bruggen bouwen voor effectieve Europese samenwerking in het hoger onderwijs’ gepresenteerd, zo blijkt uit het persbericht. Het pakket is gericht op het volledige spectrum van instellingen binnen het Europese hoger onderwijs. De maatschappelijke uitdagingen waaromheen zij zich gesitueerd zien zijn legio. Zo vereisen alleen al de groene en digitale transitie, vergrijzing, de crises op gezondheids- en economisch gebied, en de aftakeling van waarden in Europa, om een krachtige respons van het veld, aldus de Commissie. Juist omdat instellingen binnen het hoger onderwijs zich begeven op het snijvlak van onderwijs, onderzoek, innovatie en maatschappelijke dienstbaarheid, zijn zij uitstekend gepositioneerd om een bijdrage te leveren aan de talloze uitdagingen. Het pakket beoogt samenwerking tussen lidstaten en instellingen aan te jagen, wat moet resulteren in de verdere ontwikkeling van en meer verbinding tussen de Europese Onderwijsruimte (EEA), Europese Onderzoeksruimte (ERA) en Europese Hogeronderwijsruimte (EHEA).

Transnationale samenwerking 2.0

Om de Europese dimensie van het hoger onderwijs te versterken is het uitdiepen van transnationale samenwerking een belangrijk leidmotief in het pakket. Concreet moet een op te zetten wettelijk statuut voor transnationale samenwerkingsallianties het vergemakkelijken om gezamenlijk middelen te beheren en activiteiten vorm te geven, zoals gezamenlijke onderwijsprogramma’s. Ook de gezamenlijke uitgifte van diploma’s staat op het ambitielijstje. Uiteindelijk is het idee om een Europees diploma mogelijk te maken, uitgegeven op nationaal niveau, waarin leeruitkomsten staan die zijn opgedaan binnen verschillende Europese instellingen. Zo’n Europees diploma zou volgens de Commissie gebaseerd moeten zijn op een gemeenschappelijke set criteria, en als complementair certificaat dienen. Voor zowel het wettelijk statuut als het Europees diploma staat het tijdsdoel voor de oplevering op medio 2024. De Europese Universiteiten-allianties worden als koplopers gezien binnen de Europese transnationale samenwerking. In 2024 moeten er, boven op de bestaande 41 netwerken, nog eens 19 bijkomen, zodat er dan in totaal 60 allianties zijn. De lidstaten wordt opgeroepen duurzame financiële steun te voorzien voor geselecteerde instellingen, complementair aan de financiering vanuit de EU, die overigens vanaf 2022 in omvang zou moeten toenemen. Ook ligt er een rol voor overheden om instellingen te ondersteunen die een aanvraag willen indienen.

Mobiliteit naar hoger niveau

Transnationale samenwerking tussen instellingen bestaat veelal uit het uitwisselen van studenten en staf voor kortere of langere periodes. Het verhogen van de toegang tot mobiliteit, evenals de simplificatie en vergroening daarvan, zijn de onderliggende redenen voor het opschalen van de Europese Studentenkaart. De volledige digitalisering van het systeem moet het makkelijker voor studenten maken om op mobiliteit te gaan en de werklast voor instellingen verminderen. Om mobiliteit, en transnationale samenwerking in bredere zin, daadwerkelijk op een hoger niveau te krijgen is het wel noodzakelijk dat procedures omtrent kwaliteitszorg en erkenning soepeler verlopen dan tot op heden. Daartoe zal de Commissie een grondige blik werpen op bestaande Raadsaanbevelingen over respectievelijk kwaliteitszorg en automatische erkenning, om uiteindelijk toe te werken naar een gestroomlijnder Europees systeem. Lidstaten worden opgeroepen te bewegen naar kwaliteitszorg van instellingen in plaats van programma’s. Hierbij zou het ook nuttig zijn om zelf-accreditatie vaker toe te staan, om de verantwoordelijkheid van instellingen zelf te verhogen.

Vaardigheden en transities

De ondersteuning van vaardighedenontwikkeling gericht op de groene en digitale transitie is een belangrijk aandachtspunt in de Strategie. Instellingen worden aangemoedigd transnationale samenwerking te zoeken en holistische acties op te zetten gericht op duurzaamheid en digitalisering. Zowel de programma’s Erasmus+ als Digital Europe voorzien hiervoor in mogelijkheden. Voor de versterking van innovatieve vaardigheden moet er meer aandacht komen voor om- en bijscholing, ondernemerschapsonderwijs en werkleerervaringen binnen het Erasmus+-programma. Microcredentials kunnen bij de vormgeving van vaardighedenonderwijs een cruciale rol spelen, aldus de Commissie. Daarnaast zou het bedrijfsleven meer betrokken kunnen worden bij de vormgeving van curricula. Zogenaamde ‘living labs’, waarvoor ook vanuit Horizon Europe steun wordt voorzien, moeten bovendien een innovatieve onderwijsaanpak stimuleren, met aandacht voor interdisciplinariteit. Ook de onderzoeksuitdagingen die gepaard gaan met de duale transitie worden belicht. Specifiek voor de digitale transitie zal er een Europees platform voor samenwerking tussen instellingen worden gelanceerd, en heeft de ontwikkeling van een richtlijnen voor het faciliteren van wederzijdse toegang tot digitale diensten en data-uitwisseling tussen instellingen prioriteit.

Kennistransfer

Op het gebied van kennistransfer zal een Europees Excellentie Initiatief komen en worden de ERA Hubs aangewezen als plaatsen om instellingen beter in te bedden in lokale innovatie-ecosystemen. ERA4You heeft op haar beurt weer een rol in het promoten van intersectorale mobiliteit, zodat onderzoekers bijvoorbeeld een tijdje in een bedrijf gaan werken. Flexibiliteit in carrières is een bredere prioriteit; in 2023, eerder dan voorzien in de ERA-Mededeling, zal de Commissie een Europees raamwerk voor aantrekkelijke en duurzame carrières presenteren.

Respect voor waarden

Om de rol van het hoger onderwijs in de bescherming en promotie van academische waarden kracht bij te zetten zal de Commissie in 2024 hier leidende principes over voorstellen, gebaseerd op het Rome Communique en de Verklaring van Bonn. De uitrol en monitoring van het nieuwe Erasmus Charter voor Hoger Onderwijs en Jean Monnet activiteiten hebben ook een rol te spelen in de bescherming en promotie van waarden, ook buiten Europa. Naast de Global Approach dienen ook Erasmus+ en de Global Gateway hiervoor als mogelijk instrument. Diversiteit, inclusie en gendergelijkheid zijn ook belangrijke Europese waarden. Een Europees raamwerk voor diversiteit & inclusie moet barrières en oplossingen voor instellingen identificeren. Binnen Erasmus+ bestaat er overigens al een inclusiestrategie. Bovendien worden instellingen gestimuleerd vrijwillige doelen in te stellen en inclusieve gendergelijkheidsplannen op te stellen. Om aanspraak te maken op financiering onder Horizon Europe is een instellingsbreed gendergelijkheidsplan al verplicht. In het bijzonder het verhogen van de deelname van vrouwen aan STEM-onderwijs heeft prioriteit. Met betrekking tot de bestuursstructuren van instellingen is het zaak studenten en staf hierbij adequaat te betrekken, aldus de Commissie.

Context

Het hogeronderwijspakket valt samen met de start van het Jaar van de Jeugd en volgt op de Mededelingen over de EEA en de ERA uit het najaar van 2020. Ook de reacties van lidstaten op zowel de EEA, de ERA als Europese Universiteiten hebben de Commissie bewogen met het pakket te komen. De verschillende acties beogen onder meer de doelen in het Europees strategisch kader met betrekking tot onderwijs en training (ET2030) te behalen. De Commissie richt zich expliciet op het gehele, diverse landschap van hoger onderwijs in Europa. Hieronder worden onder meer onderzoeksuniversiteiten, hogescholen en kunstacademies verstaan. Tijdens de informele Raad Concurrentievermogen en de informele Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport van eind januari zullen de onderzoeks- en onderwijsministers zich over het pakket buigen. Verwacht wordt dat er Raadsconclusies zullen worden aangenomen onder het Frans voorzitterschap. Voor de monitoring van de acties die beschreven staan in het pakket stelt de Commissie voor een Europees Hoger Onderwijs Observatorium op te zetten. Dat moet onder meer voorzien in een jaarlijkse progressieupdate over de belangrijkste prioriteiten.