De basiskennis van Nederlandse vijftienjarigen gaat sneller achteruit dan in de rest van de EU. Dat is een van de uitkomsten van de Onderwijs- en Opleidingsmonitor 2018 van de Europese Commissie. Verder zijn er duidelijke verschillen tussen mannen en vrouwen en heeft Nederland hoge studiepuntmobiliteit, maar lage diplomamobiliteit in vergelijking met het gemiddelde in de EU.

Kennis van basisvaardigheden gaat achteruit in Nederland

Lage basiskennis

De kennis die vijftienjarigen hebben van lezen, wiskunde en wetenschap gaat achteruit, zowel in Nederland als in de EU. Dat blijkt uit de Onderwijs- en Opleidingsmonitor 2018 en het bijbehorende Nederlandse landenverslag dat de Commissie gepresenteerd heeft. Deze monitor kijkt onder andere naar de Onderwijs- en Opleiding 2020-doelstellingen. Bij bijna alle doelstellingen heeft de EU vooruitgang geboekt en bovendien scoort Nederland overal beter dan het EU gemiddelde. Een van de doelen is dat in 2020 minder dan 15% van de vijftienjarigen in de EU ondermaats presteert in lezen, wiskunde en wetenschap, wat in Nederland in 2014 eigenlijk al was behaald. Echter is dit percentage gestegen naar respectievelijk 18,1%, 16,7% en 18,5% voor 2017. Ook in de rest van de EU stijgt dit percentage, maar minder hard dan in Nederland. Nog steeds is het Nederlandse percentage van onderpresteerders in basiskennis lager dan het EU gemiddelde.

Mobiliteit

Nederlandse studiepuntmobiliteit is veel hoger dan het EU-gemiddelde, terwijl de diplomamobiliteit juist lager is. Meer dan 20% van Nederlandse afgestudeerden heeft studiepunten in het buitenland behaald, tegenover 7,6% van het EU gemiddelde. Slechts 2,4% van de Nederlandse afgestudeerden heeft een heel diploma gehaald in het buitenland, wat lager is dan het EU gemiddelde van 3,1%.

Verschillen tussen geslachten

In de prestaties van onderwijs in Nederland zijn duidelijke verschillen te zien tussen mannen en vrouwen. Zo behaalt 51,8% van de vrouwen een diploma in het tertiair onderwijs ten opzichte van 44% van de mannen. Het doel voor de gehele EU is dat 40% van de bevolking het tertiaire onderwijs bereikt moet hebben. Met 39,9% is dit bijna bereikt.

Ook zijn Nederlandse mannen vaker vroegtijdige schoolverlaters dan Nederlandse vrouwen. Van de mannen tussen de 18 en 24 stopt 9,4% vroegtijdig met scholing of training, tegenover 4,6% van de vrouwen met dezelfde leeftijd. Gemiddeld is dit 7,1%, wat betekent dat Nederland haar landspecifieke doelstelling van 8% uit de Europa 2020 strategie heeft gehaald. Deze doelstelling is geformuleerd in het kader van het Europees Semester en is ambitieuzer dan het doel van maximaal 10% voortijdige schoolverlaters voor de gehele EU, omdat Nederland ten tijde van de formulering van dit doel al onder de 10% zat.

Context

De jaarlijkse Onderwijs- en Opleidingsmonitor evalueert de onderwijs- en opleidingssystemen in Europa als geheel en publiceert ook voor elk land individuele verslagen. Ook wordt er gekeken naar het behalen van de EU Onderwijs- en Opleiding 2020-doelstellingen. De monitor kijkt daarnaast ook naar horizontale prioriteiten, zoals de financiering van het onderwijs en de ontwikkeling van docenten. De analyse wordt gedaan op basis van data van Eurostat, de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en de resultaten van diverse enquêtes.