“Mijn Commissie wordt een geopolitieke Commissie”, aldus de nieuwe Commissievoorzitter Von der Leyen. In een toenemende mate multipolaire wereld heeft de Commissie de ambitie uitgesproken Europa sterker te positioneren in de wereld. Gezien de steeds intensievere wereldwijde concurrentie op verschillende gebieden, waaronder kennis, roept dit de vraag op in hoeverre Horizon Europe gezien kan worden als geopolitiek instrument. Neth-ER gaat in dit verdiepende artikel in op de geopolitieke potentie van het negende Kaderprogramma.

Horizon Europe: een programma met geopolitieke potentie

Inleiding

Ondanks het wijdverbreide besef dat kennis het ‘unique selling point’ van de EU kan vormen ten overstaan van andere mondiale actoren blijven de publieke en private investeringen in Europa achter vergeleken met andere grootmachten. Deze ontwikkelingen worden weerspiegeld in ranglijsten van mondiale patentuitgiften en de positie van universiteiten, waarin de EU op enige afstand van de VS staat, terwijl China aan een flinke opmars bezig is. Deze toenemende multipolariteit in het mondiale kennislandschap is een afgeleide van de huidige instabiele politieke situatie op globaal niveau, waarin de EU duidelijk nog haar weg moet zien te vinden. Aangezien commissievoorzitter Von der Leyen heeft aangegeven dat haar Commissie zich ‘geopolitiek’ moet laten gelden, beantwoordt Neth-ER de vraag op welke manier de EU zich geopolitiek kan profileren door middel van Horizon Europe.

Transitie vanuit Horizon 2020

Om een goed beeld te krijgen van de geopolitieke potentie van het nieuwe Kaderprogramma is het noodzakelijk om specifieke aandachtspunten die voortkomen uit evaluaties van het eerdere Kaderprogramma door te nemen. Zo benadrukte het Lamy-rapport in 2017 dat Horizon 2020 goed scoorde op wetenschappelijke excellentie, maar minder op maatschappelijke impact. Daarom is het beter benutten van Europa’s innovatiepotentieel een belangrijke doelstelling in Horizon Europe. De introductie van de missies en een sterkere focus op baanbrekende innovatie in de partnerschappen zijn dan ook bedoeld om de maatschappelijke impact van het Kaderprogramma te vergroten. Daarnaast is het zo dat Horizon 2020 volgens een keur aan evaluaties niet voldoende heeft gescoord op internationale samenwerking, wat verklaart waarom dit tot topprioriteit is verklaard in de opdrachtbrief van commissaris Gabriel. Uiteraard zijn excellentie en impact de twee leidmotieven in Horizon Europe, en beide criteria manifesteren zich op zes geopolitieke manieren in het nieuwe Kaderprogramma.

Internationaal samenwerken

De huidige mondiale multipolaire verhoudingen op kennisgebied, waarin er niet per se één dominante grootmacht de toon zet, bieden een unieke kans voor de EU om in het ontstane vacuüm van internationaal wetenschappelijk leiderschap te stappen. Horizon Europe, als baken van openheid en internationale samenwerking, is hiervoor het voornaamste instrument, door kennis en talenten van buiten de EU aan de EU te binden door middel van de associatieverdragen en samenwerkingsverbanden met derde landen. Uit de Brusselse wandelgangen blijkt goede hoop voor de vorming van een brede coalitie van gelijkgestemde landen waarbinnen de EU haar stempel kan drukken. Vanuit geopolitiek oogpunt is het wel cruciaal dat elke samenwerkingsrelatie plaatsvindt op basis van wederkerigheid en dat er een duidelijke toegevoegde waarde is voor de bredere politieke belangen van de EU. Dit sluit aan bij het ‘science diplomacy-beleid’, waarbij wetenschap wordt ingezet als ‘soft power’. Naast een verbetering van de excellentiepositie van de EU op kennisgebied kan internationale samenwerking vanuit Horizon Europe dus ook bredere geopolitieke belangen dienen.

Mondiaal leiderschap: Klimaat

Met Horizon Europe kan de EU wereldwijd klimaatleider worden. Zo’n 35 procent van de investeringen die onder de paraplu van het Kaderprogramma worden gedaan zal worden gewijd aan de transitie naar een duurzame economie. Deze investeringen zullen uiteraard verspreid gaan worden over meerdere instrumenten. Zo zijn vier van de vijf overkoepelende missies in Horizon Europe recentelijk omgedoopt tot Green Deal-missies, en zal een substantieel deel van de partnerschappen zich focussen op de klimaatuitdagingen. Daarnaast is er een grote rol weggelegd voor de European Innovation Council (EIC) en het European Institute of Innovation & Technology (EIT). Beide instellingen zullen financiering beschikbaar stellen aan veelbelovende start-ups die baanbrekende innovatie op het gebied van klimaat kunnen bewerkstelligen. De klimaatambities in Horizon Europe kunnen op termijn leiden tot een geopolitieke exploitatie van een pioniersvoordeel, bijvoorbeeld in de vorm van de wereldwijde export van hoogtechnologische klimaatinnovaties, wat ook gunstig zal blijken voor het concurrentievermogen van de EU. Bovendien is de EU met haar ambitieuze agenda in staat om een katalyserende functie te spelen binnen een groep van gelijkgestemde landen, waarbij Horizon Europe het technologische fundament van te vervullen klimaatactiviteiten vormt.

Technologische autonomie

Op dit moment zijn er diverse technologieën die nog in de kinderschoenen staan, toch wordt er al gevochten om mondiaal leiderschap erop. Voorbeelden van zulke technologieën zijn kunstmatige intelligentie en het Internet of Things. De diverse beleidsinstrumenten vanuit Horizon Europe gericht op onderzoek en innovatie moeten ervoor gaan zorgen dat de EU digitaal leiderschap en een zekere mate van technologische autonomie verwerft, zeker gezien het feit dat de EU momenteel in de ontwikkeling van bepaalde technologieën substantieel achterloopt op met name de VS en China. Het zou een geopolitiek waardevolle keuze kunnen zijn om in de omgang met disruptieve technologie bepaalde ‘Europese’ waarden te integreren. Voor kunstmatige intelligentie werden vorig jaar bijvoorbeeld Europese ethische rijchtlijnen geformuleerd. Dit garandeert niet dat de EU de mondiale race om technologische ontwikkeling wint, maar kan wel mondiale aantrekkingskracht hebben op landen waar dit model tot de verbeelding spreekt.

Europees concurrentievermogen

Het beter op de markt brengen van innovatie & onderzoek binnen Horizon Europe kan potentieel het Europese concurrentievermogen verbeteren. Het Kaderprogramma moet vooral gezien worden als katalysator van innovatiegerelateerde activiteiten op nationaal, regionaal en lokaal niveau. De oprichting van het EIC is het belangrijkste voorbeeld van de katalyserende functie van Horizon Europe. Het EIT, dat al wat langer bestaat, is een andere instelling die gericht is op het naar de markt brengen van onderzoeksresultaten. Vanzelfsprekend dragen ook de ambities van de EU om mondiaal leiderschap te verkrijgen op het gebied van klimaat en de te zetten stappen richting technologische autonomie bij aan het Europese concurrentievermogen.

Mondiaal leiderschap: Open science

Het openstellen van je wetenschapsdata kan in combinatie met internationale samenwerking van grote geopolitieke relevantie zijn. Open science, ‘het zo vroeg mogelijk in het onderzoeksproces delen van kennis en data in open samenwerking met alle relevante kennisactoren’, staat voor een nieuwe manier van het publiceren van wetenschappelijk onderzoek. De implementatie van open science in de onderzoekscyclus kan de kwaliteit van wetenschap verhogen, het onderzoeksproces versnellen en een efficiëntere omgang met publieke investeringen garanderen. Open science is dus een instrument om de excellentie van onderzoek in Europa te versterken, wat op zichzelf al van geopolitieke relevantie is. Al het door Horizon Europe gefinancierde onderzoek wordt verplicht om te voldoen aan open science-principes. Via internationale samenwerking zet dit de EU op het goede spoor om op mondiaal niveau de transitie richting open science aan te sturen, wat vanuit geopolitiek oogpunt nog van groter belang is dan de versterking van onderzoeksexcellentie.

Widening participation

Het beter betrekken van onderpresterende lidstaten bij het Kaderprogramma is geopolitiek relevant zowel om de Europese onderzoekscapaciteit te versterken als externe invloeden op deze landen buiten de deur te houden. 3,3 procent van het totale budget van Horizon Europe zal worden aangewend voor widening participation om onderzoeksexcellentie en -capaciteit in onderpresterende lidstaten op te bouwen. Excellentiecriteria zijn hierbij niet per se leidend. In het kader van de geopolitieke positie van de EU is widening participation een ambivalent instrument. Immers, er is een directe relatie tussen ondoerzoeksexcellentie en de mondiale positie van de EU op kennisgebied. Toch kan het widening-instrument op lange termijn wel degelijk gunstig blijken voor de geopolitieke positie van de EU. Ten eerste zorgt het opkrikken van de onderzoekscapaciteit en meer samenwerking met de widening-landen voor meer kenniscirculatie binnen de Europese Onderzoeksruimte hetgeen de excellentiepositie van de EU als geheel versterkt. Ook kan widening participation bijdragen aan het verkleinen van de invloed van externe actoren op de widening-landen. Momenteel gaan landen buiten de EU, zoals China, veel samenwerkingen aan op kennisgebied met deze lidstaten. Vanuit geopolitiek oogpunt is het dus van belang de widening-lidstaten meer te betrekken bij het Kaderprogramma vanuit de EU om hen te ontwringen van externe invloeden. 

Conclusie

Het aankomende Kaderprogramma biedt meerdere handvaten voor de EU om haar positie in het mondiale multipolaire kennislandschap te versterken. De ontwikkeling van synergieën tussen Horizon Europe en andere beleidsprogramma’s zal cruciaal zijn om de geopolitieke potentie van het Kaderprogramma optimaal te benutten. In hoeverre deze potentie daadwerkelijk tot bloei komt zal afhangen van de mate waarin het Kaderprogramma als strategisch instrument wordt gezien. Het besef dat het Kaderprogramma instrumenteel kan worden ingezet om de EU strategisch te positioneren ten opzichte van haar mondiale concurrenten lijkt op dit moment nog onvoldoende aanwezig in het Brusselse, gezien de voortslepende onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader waarin het er op lijkt dat er minder geld naar Horizon Europe zal gaan dan eerder werd gepland. Voor de handhaving en versterking van de EU’s positie op het wereldtoneel is het van cruciaal belang dat het geopolitiek bewustzijn verder wordt vergroot in Europa; enerzijds bij de EU-instellingen, maar al helemaal in de hoofdsteden.

Geschreven door Just van den Hoek.