Slechts een handvol mbo-instellingen uit Nederland deed ooit mee aan het prestigieuze Europese onderzoeksprogramma Horizon Europe. Het Hout- en Meubileringscollege is daar één van en nu deelnemer via het project CENTRINNO. Samen met partners uit Amsterdam en andere Europese steden werkt zij aan het regenereren van historische industriële sites als creatieve productie- en maakcentra. Hoe bevalt het om als mbo-instelling in een onderzoeksproject te participeren en waar dien je rekening mee te houden als je ook aan Horizon Europe wilt deelnemen? Neth-ER sprak met projectleider Jacomijn de Vries en afdelingsdirecteur Stephan Welie over hun ervaringen.


Uitgelicht: Zo doe je als mbo-instelling mee aan Horizon Europe

Project

CENTRINNO (New CENTRalities in INdustrial areas as engines for inNOvation and urban transformation)

Programma

 Horizon 2020 (Societal Challenges)

Budget

 € 8.261.142 waarvan € 100.625 voor het Hout- en Meubileringscollege

Coördinator

Comune di Milano, Italië

Partners

34 uit 9 landen

Deelnemers NL

Hout-en Meublieringscollege, Waag Futurelab, Pakhuis de Zwijger, Metabolic Institute, Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten*

Looptijd

 2020-2024

*HKU Amsterdam onderzocht in een ander werkpakket van het project de rol en impact van erfgoed, maar maakte geen onderdeel uit van de negen stedenpilots die de focus zijn van onderstaand artikel.

De industrie weer terug in de stad  

De industrie is de afgelopen decennia steeds meer verdwenen uit Europa en haar steden. Onder druk van globalisering en de transitie naar een diensteneconomie, verdwenen de fabrieksarbeiders en de waardering voor hun baan en de stedelijke industriële sites verloederden langzaam. In het Horizon 2020-project CENTRINNO proberen negen Europese pilotsteden nu het tij te keren. Het project tracht historische industriële sites nieuw leven in te blazen door er creatieve productie- en maakhubs van te maken die op een circulair verantwoorde manier ontwerpen en produceren. De projectpartners hopen dat de creatieve hubs stedelijke industriegebieden transformeren en zodoende een impuls geven aan een groene stedelijke economie. Daarmee sluit CENTRINNO goed aan op het nieuwe Europese industriebeleid, dat zich na de aanvoerproblemen tijdens de coronapandemie focust op het groen en digitaal herindustrialiseren van Europa.


Eén van de hoogwaardige machines die het HMC aanbiedt aan makers & alumni in Amsterdam-Noord

Amsterdamse pilot in de NDSM-werf 

Ook in Amsterdam kent men historische industriële locaties, zoals Buiksloterham en de NDSM-werf in Amsterdam-Noord, vlakbij de Amsterdamse locatie van mbo-vakinstelling Hout- en Meubileringscollege (HMC). “De voorganger van huidig projectleider Jacomijn de Vries werd vanuit een eerdere werkkring uit Brussel rondom onderwijsvernieuwing in internationaal verband getipt over plannen om een Horizon-project rondom maakschap en industrieel erfgoed te starten”, vertelt Stephan Welie, locatiedirecteur van het HMC Amsterdam. Daarop besloten het HMC, Pakhuis de Zwijger (platform voor creatie en sociale innovatie) en Waag (futurelab voor technologie en maatschappij) om deel te nemen aan CENTRINNO en zo te onderzoeken hoe de maakindustrie een belangrijke rol kan innemen in Amsterdams duurzame transitie. “Omwille van de woning- en economische druk staat het beschikbaar en zichtbaar maken van maakplaatsen in de stad onder druk”, stelt Welie. “Als maakplaatsen in de stad verdwijnen worden inwoners gedwongen buiten de stad op zoek te gaan naar kleding- en meubelreparaties en de aanschaf van meubels. Hoe verder zij moeten reizen, hoe sneller consumenten kiezen voor minder duurzame opties zoals het weggooien van een meubelstuk en het online kopen van een goedkopere en minder duurzame nieuwe”.

Houd de maker in de stad! 

In de Amsterdamse pilot proberen de partners het verdrijven van de maker uit de stad te stoppen. Zij gaan samen aan de slag om op een innovatieve manier infrastructuur en faciliteiten voor maakbedrijven beschikbaar te stellen, een sterk netwerk van makers en productiebedrijven op te bouwen en te experimenteren met circulaire productiemethodes. Daarnaast moet de pilot een herwaardering van het ambacht teweegbrengen. Onder meer door de zichtbaarheid ervan in de wijk te vergroten en nieuwe laagdrempelige methoden voor het werven en trainen van (jong) talent te exploreren. Daarin speelt het HMC als mbo-opleider uiteraard een essentiële rol.

Als opleider moet je maakschap stimuleren 

“Als het maakschap in de stad onder druk staat, heb je als opleider ook een rol te vervullen om oplossingen te zoeken”, vindt Stephan Welie. “Zo stelt het HMC naar aanleiding van CENTRINNO haar werkplaats en innovatieve labs tegen kostprijs open voor alumnistudenten en makers op avonden en dagen dat studenten de faciliteiten niet gebruiken. Voor een startende maker kan het gebruik van de hoogwaardige machines van het HMC het verschil maken. Zo stimuleer je ondernemerschap in de stad.” Daarnaast onderzocht het HMC samen met Pakhuis de Zwijger en Waag als onderdeel van het project nieuwe opleidingsmogelijkheden voor creatief vakmanschap.


Toelichting over werking borduurmachine tijdens open avond CENTRINNO voor makers & alumni

Lerende gemeenschap voor transformerend industriegebied 

“Uiteindelijk gaat CENTRINNO over het opzetten van zogenoemde Fab City Hubs. Dat zijn lerende gemeenschappen die productie en consumptie in steden willen transformeren om zo minder afhankelijk te worden van globale productieketens”, zegt projectleider Jacomijn de Vries. “Als HMC doen we met dank aan dit project mee aan de herinrichting van de NDSM-werf.” Na een pitch van De Vries en haar projectcollega’s besloot het bestuur van het HMC om samen met Stichting Kinetisch Noord een container en een vide op de NDSM-werf te herinrichten, om zo als school zichtbaarder te worden in de wijk. Deze nieuwe satellietlocatie van de school kan worden gebruikt om nieuwe partners te zoeken, lessen ondernemerschap voor studenten te organiseren samen met bedrijfsleiders in de NDSM-werf, en evenementen te organiseren rondom circulariteit met makers en nieuwe doelgroepen uit de buurt. Tevens is dit een fysieke plaats om middelbare school leerlingen uit Amsterdam Noord kennis te laten maken met de technische maakopleidingen die het HMC biedt. Jongeren in Amsterdam Noord zijn onvoldoende bekend hiermee en met de uitstekende kans op een goede baan in de toekomst.

Zorgen voor structurele impact   

Het project CENTRINNO wordt afgerond in januari. Maar Jacomijn en het bestuur van het HMC nemen stappen om de impact van het project structureel te maken. De vide en container op de NMDS-werf zijn daar een voorbeeld van. Ook richtte de school naar aanleiding van het project een innovatieteam op om de ontwikkelingen vanuit het project bij elkaar te houden. Zo dragen steeds meer mensen in de school verantwoordelijkheid. De belangrijkste structurele impact is de oprichting van Maakschap Amsterdam, in samenwerking met de Waag. Dit is een verbond waar makers zich bij kunnen aansluiten en met elkaar in contact kunnen komen om onderling kennis te delen en gezamenlijk te lobbyen voor een beter makersbeleid. Bij de oprichting van het verbond in Pakhuis de Zwijger, kregen aanwezige politici een manifest aangeboden met daarin een pleidooi voor een toekomstgericht maakbeleid. Tenslotte onderzoekt het HMC hoe zij een practoraat zou kunnen vormgeven dat zich richt op circulair ondernemen, om zo onderzoek en de praktijk te koppelen.

Leren van je internationale partners 

Naast de regionale impact die het project CENTRINNO teweeg bracht, haalde Jacomijn de Vries ook veel inspiratie uit de contacten met de internationale partners. In het tweewekelijks overleg werden workshops gegeven over hoe je een Fab City hub op te zetten en hoe je industrieel erfgoed kan opwaarderen. Daarnaast bezocht De Vries andere pilotsteden. “Dat was heel waardevol. In Kopenhagen ging ik in gesprek met de gemeente over hoe zij industriële gebieden plannen. Dat kon ik weer mooi vergelijken met Amsterdam en gaf inzicht over hoe wij onze lobby naar de gemeente zouden kunnen aanpakken. Ook sprak ik met partijen die al Fab City Hubs hadden opgezet, waardoor ik een beter beeld kreeg van wat zo’n hub zou kunnen inhouden. Ook helpt het praten met internationale samenwerkingspartners uit je eigen Amsterdamse bubbel te treden en te reflecteren op de uitvoering en borging van je projectactiviteiten.”

Kijkje in de keuken bij een mbo-instelling 

Zowel de Amsterdamse partners als de internationale partners leerden ook veel van het HMC als mbo-instelling. “Als mbo zijn wij doeners, zegt Stephan Welie. “Daarin schuilt onze kracht. Vanuit die ‘doenstand’, kunnen wij sneller overschakelen van bedenken naar uitvoeren. Dat maakt een project als CENTRINNO tastbaar en zichtbaar. Uiteraard is het wel enorm belangrijk om samen te werken met de onderzoekers van Waag, zodat de juiste kritische vragen worden gesteld. Dat zorgt voor een opwaartse spiraal voor alle partijen.” “Het bood onze partners een mooi kijkje in de keuken van de onderwijswereld, die niet altijd even zichtbaar is voor de buitenwereld”, zegt De Vries. “Zo leerden partners hoe je concreet aan de slag kan gaan met opleidingen en trainingen en hoe studenten een waardevolle toevoeging kunnen zijn. Zo ontstaan er verbindingen tussen onderwijs en de naaste omgeving.”

Gebruik projecten voor realiseren van je ambities 

Jacomijn zou andere mbo-instellingen zeker aanraden om deel te nemen aan een project via Horizon Europe. “Je kan een Europees project als deze gebruiken om invulling te geven aan ambities die je als school in je meerjarenplan hebt gezet. Het netwerk en de middelen geven de ruimte en tijd om deze te realiseren. Daarbij helpt het uiteraard als je de steun hebt van de leiding van de school, zoals het bestuur of een locatiedirecteur, die durven te besluiten om een project te starten en vervolgens te borgen. Het is ook belangrijk om zo’n EU-project concreet en zichtbaar te maken in de school, bijvoorbeeld door een expositie van makers in Amsterdam-Noord in te richten in het gebouw. Het moet niet in handen blijven van een aantal betrokkenen, maar naamsbekendheid krijgen in de school. Anderzijds helpt een EU-project ook om als instelling zelf buiten de schoolmuren te treden en zichtbaar te worden voor je omgeving. We worden als instelling nu vaker gevraagd voor deelname aan andere projecten en evenementen.”   


Stephan Welie, locatiedirecteur HMC Amsterdam, opent expositie CENTRINNO over makers Noord

Tijdelijke disruptie maar nieuwe energie 

Ondanks de positieve opbrengsten geeft Jacomijn ook een aantal winstwaarschuwingen mee. “Mbo-instellingen moeten zich ervan bewust zijn dat Horizon-projecten omvangrijke projecten zijn. Er gaat veel tijd zitten in de rapportage van de deliverables. Ook dekt de subsidie niet alle kosten die je maakt. Voor het HMC was het daarom fijn om met partners samen te werken die al ervaring hebben met grotere subsidietrajecten.” Stephan Welie voegt daar aan toe dat een groot project impact kan hebben op je dagelijkse organisatie. “Het leidt tot improvisatie, regelwerk, lesuitval en personeelsvraagstukken. Het leidt dus tot tijdelijke disruptie in je organisatie. Daar staat tegenover dat het heel veel losmaakt in de hoofden van deelnemers en betrokkenen wat weer enorm veel nieuwe energie genereert. Dus”, besluit Welie, “sta open voor het onbekende en laat je verrassen door wat het op kan leveren.”  

Denkt u er als (mbo-)instelling er zelf over na om deelname te verkennen, Rijksdienst voor Ondernemende Nederland (RVO) heeft tal van adviseurs die met u mee kunnen denken of Horizon Europe een geschikt programma voor u is.