Hoe moet de toekomst van Europees sociaal burgerschap eruit zien? En welke rol moet Europa vooral wel en niet spelen in de vormgeving van sociaal beleid? Over deze vragen buigen de onderzoekers in het project EUSocialCIT zich de komende jaren. Professor Maarten Keune: “Wij gaan niet vertellen wat de EU moet gaan doen op sociaal gebied, maar willen wel denkrichtingen neerleggen. We willen eigenlijk vooral dat er veel debat komt over de toekomst van sociaal Europa.”


Uitgelicht: EUSocialCIT – Universiteit van Amsterdam

Project   The Future of Social Citizenship
Programma   Horizon 2020
Budget   € 3.263.829 waarvan € 900.221 voor Universiteit van Amsterdam
Coördinator   Universiteit van Amsterdam
Partners   9
Looptijd   2020-2024

 

Welke sociale toekomst?

De gemiddelde burger zal de Europese Unie niet direct typeren als een sociale Unie. Omdat sociaal beleid in eerste plaats een verantwoordelijkheid is van lidstaten, speelt de EU op dit gebied vooral een coördinerende en controlerende rol, op verscheidene richtlijnen over bijvoorbeeld minimumvereisten voor veiligheid op werk. Toch lijken de Europese instellingen een socialer gezicht te willen geven aan de EU: in 2017 ondertekenden de Raad, het Parlement en de Europese Commissie de Europese pijler van sociale rechten, waarin 20 beginselen en rechten worden benoemd die als kompas dienen voor een hernieuwd convergentieproces. Dit proces heeft tot doel de levensomstandigheden en arbeidsvoorwaarden van Europese burgers te verbeteren. Deze sociale pijler staat centraal in een onderzoek dat de Universiteit van Amsterdam coördineert:  The Future of European Social Citizenship (EUSocialCIT). Samen met acht partners uit alle hoeken van Europa neemt zij de huidige stand van zaken en mogelijke toekomstscenario’s onder de loep.

Welke sociale toekomst?

“Het doel van ons project is juist niet te gaan vertellen wat de EU moet gaan doen op sociaal gebied, we willen vooral beleidsrichtingen, instrumenten en materialen aanleveren om het debat over de toekomst van sociaal Europa goed te kunnen voeren”, aldus hoogleraar en hoofdonderzoeker Maarten Keune. Het project is praktijkgericht en onderzoekt naast toekomstscenario’s ook de rol die de EU tot nu toe heeft gespeeld binnen het sociale domein. En door te kijken naar wat de EU, de lidstaten en lokale en regionale overheden juist niet doen trachten de onderzoekers beleidskloven te identificeren waar de EU mogelijk op in zou kunnen springen.  De Sociale Pijler creëert volgens Maarten Keune momentum om het algehele niveau in de EU op te krikken dit geldt voor  landen waar weinig als veel sociaal beleid wordt gevoerd. Maar ook in meer ontwikkelde verzorgingsstaten zijn er nog altijd groepen burgers die buiten de mazen van de wetten in het sociale domein vallen, zoals de toeslagenaffaire in Nederland recent nog aantoonde.

Wat vindt de burger er eigenlijk van?

De burger zelf, waar het toch om gaat bij het voeren van sociaal beleid, staat op verschillende manieren centraal in EuSocialCit. Zo is opinieonderzoek een essentiële component. Via grote enquêtes en focusgroepen willen de onderzoekers erachter komen wat de burger weet van Europees sociaal beleid, wat men goed en niet goed vindt en wat men verwacht van Europa. “Het is belangrijk dat deze kant wordt belicht, omdat publieke opinie mede bepaalt wat er politiek mogelijk is. Vaak vinden burgers het belangrijk dat er een bepaalde vorm van beleid is, maar willen ze niet dat het wordt uitgevoerd door de entiteit waarbij je dat beleid het beste neer kan leggen. Zo ziet een groot deel van de burgers vakbonden noodzakelijk om de sociale rechten te beschermen, maar wantrouwen zij diezelfde vakbonden ook.  Hetzelfde geldt vaak voor Europa.”

Hoe verkrijgt men sociale rechten?

De burger staat ook centraal in hoe het onderzoek omgaat met sociale rechten. Volgens de onderzoekers is het huidige concept van sociale rechten te nauw geformuleerd. “Rechten zijn er genoeg”, volgens Maarten Keune, “maar mensen maken er geen gebruik van. Burgers weten vaak al niet welke rechten zij hebben, laat staan hoe zij deze kunnen behalen. De toeslagenaffaire in Nederland liet goed zien dat er een gat zit tussen de wet en de handhavingsmiddelen.” De onderzoekers kijken dan ook naar het traject daartussen. “Het meeste unieke van dit project is dat wij op een andere manier naar sociale rechten kijken. Een recht houdt niet op bij het maken van een wet, het gaat erom dat de overheid via een infrastructuur van loketten, informatievoorziening en onderwijs ervoor zorgt dat de burger die recht heeft op een bepaald recht, dit ook effectief krijgt in plaats van moet halen”, aldus Maarten Keune.

Partners uit alle hoeken van de EU

Keune, zelf hoogleraar op de Faculteit der Rechtsgeleerdheid, bedacht het idee samen met een collega van de Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen op de Universiteit van Amsterdam. Met recht een interdisciplinair onderzoek dus. Ook hoogleraar Franck Vandenbroucke was kort betrokken bij het project, voor hij aantrad als Belgisch minister van Sociale Zaken & Volksgezondheid. Na een verdere uitwerking van het idee zocht de UvA als coördinator partners om een consortium te vormen, waarbij een goede geografische spreiding over de gehele EU extra aandacht kreeg. “Vanuit wetenschappelijk oogpunt is het belangrijk om collega’s uit verschillende landen in je consortium op te nemen. Diverse perspectieven en lokale kennis van wetenschappers creëren echte Europese toegevoegde waarde.” Zo zijn er partners uit Litouwen en Polen. “Samenwerken met partners uit deze regio is voor ons een vanzelfsprekendheid. We leven in 2021, vijftien jaar na de toetreding van de “nieuwe” lidstaten: het argument dat je niemand kan vinden in deze regio gaat echt niet meer op. Net als je niet meer kan zeggen dat je echt geen vrouwen kan vinden voor je panel.”

Dissemineren is impact creëren

De onderzoekers zetten een uitgebreide strategie voor disseminatie op touw: zo kent het project een uitgebreid stakeholder platform waar de onderzoekers het gesprek aangaan met belangengroepen; ook ontwikkelt een van de partners een lespakket om middelbare scholieren bewust te maken van hun sociale rechten. De onderzoekers schuwen het publieke debat niet: zij gingen onlangs in gesprek met eurocommissaris Nicolas Schmit en het Portugees voorzitterschap van de Raad naar aanleiding van de Europese Sociale Top in Porto. “Die sterke connectie tussen beleid en wetenschap is een unieke factor van ons project”. Het project is inmiddels een jaar aan de gang maar heeft nu al impact: de onderzoekers merken dat hun concept voor een bredere definitie van sociale rechten resoneert bij zowel beleidsmakers als belangengroepen. Het feit dat beleidsmakers de onderbenutting van rechten door burgers erkennen als probleem is op zichzelf al een belangrijke innovatie.

Context

In de rubriek ‘Uitgelicht’ neemt Neth-ER u mee voor een blik achter de schermen bij een bijzonder Europees project van één van onze leden of hun achterban. Het EUSocialCIT-project maakt onderdeel uit van het thema Europe in a changing world; Inclusive, Innovative and reflective societies binnen Societal Challenges-Pijler van Horizon 2020. Na de ondertekening van de Pijler van Sociale Rechten in 2017 zet de huidige Commissie de Pijler kracht bij door een Actieplan voor het implementeren van de Pijler te lanceren. En tijdens een Sociale Top in Porto spraken de regeringsleiders kerndoelen voor 2030 af. Het eerste beginsel van de Sociale pijler luidt dat iedereen recht heeft op hoogwaardige en inclusieve voorzieningen voor onderwijs, opleiding en een leven lang leren om de vaardigheden te verwerven en te onderhouden die nodig zijn om ten volle aan het maatschappelijk leven te kunnen deelnemen en overgangen op de arbeidsmarkt met succes te kunnen opvangen. Aan het einde van dit jaar komt de Commissie met een aantal belangrijke voorstellen voor het garanderen van een leven lang leren: een Europese aanpak voor microcredentials en individuele leerrekeningen.