01 juli 2020
Commissie publiceert voorstel voor modernisering Europees mbo-beleid
Joep Bresser
Beleidsmedewerker
Stel uw vraag
Meer informatie nodig? Stel uw vraag aan één van onze medewerkers
01 juli 2020
Beleidsmedewerker
Meer informatie nodig? Stel uw vraag aan één van onze medewerkers
De Europese Commissie wil het Europese mbo-beleid moderniseren om huidige en toekomstige thema’s als de groene en digitale transities te accommoderen. Dit staat in het voorstel van de Commissie voor een Raadsaanbeveling. Hierin worden meerdere doelen gesteld voor het beroepsonderwijs in Europa voor 2025, bijvoorbeeld dat ten minste vier van de vijf mbo-afgestudeerden werkzaam moet zijn na afronding van hun studie. Ook doet de Commissie aanbevelingen over hoe deze doelen op nationaal en Europees niveau gerealiseerd kunnen worden.
Ten minste vier van de vijf mbo-afgestudeerden moeten werkzaam zijn na afronding van hun studie, luidt een van de doelen voor het vernieuwde Europese mbo-beleid. De Europese Commissie publiceerde vandaag een voorstel voor een Raadsaanbeveling gericht op een toekomstbestendig mbo-beleid in Europa. De aanbeveling is een van de twaalf acties van de ook vandaag gepubliceerde update van de Skills Agenda. De Commissie presenteert meerdere doelstellingen die tegen 2025 bereikt zouden moeten worden. Zo benoemt ze ook dat ten minste drie van de vijf mbo-studenten moet kunnen profiteren van praktijkervaring tijdens hun opleiding en dat 8 procent van de studenten internationaal mobiel moet zijn.
In het voorstel presenteert de Commissie ook een aantal inhoudelijke doelstellingen. Zo is het belangrijk dat het beroepsonderwijs zich aan kan passen aan een dynamische en veranderende arbeidsmarkt. Hiervoor is het van belang dat alle mbo-opleidingen elementen van work-based learning bevatten en dat apprenticeship schemes verder worden ontwikkeld. Daarnaast moet het beroepsonderwijs een belangrijke rol gaan spelen in de digitale en groene transitie. Dit kan bewerkstelligd worden door het onderwijs te integreren in industriële- en innovatiestrategieën en door Centres of Vocational Excellence op te zetten welke een belangrijke drijfveer achter her- en bijscholing kunnen vormen. Tot slot is het belangrijk om het mbo aantrekkelijker te maken, bijvoorbeeld door de verbinding met leven lang leren te leggen en door flexibele overgang tussen het beroepsonderwijs, algemeen onderwijs en hoger onderwijs mogelijk te maken.
De Commissie moedigt lidstaten aan de doelstellingen te implementeren in samenwerking met partners en belanghebbenden. Zo moeten duurzame publiek-private partnerschappen – bijvoorbeeld tussen onderwijsinstellingen, de industrie en bedrijven – worden opgezet als bestuursvorm voor het beroepsonderwijs. Naast dat lidstaten aangemoedigd worden om zelf meer te gaan investeren in het moderniseren van het beroepsonderwijs, worden ze ook gestimuleerd gebruik te maken van EU-fondsen en instrumenten, zoals het herstelfonds, welke deze hervormingen en investeringen in het mbo kunnen ondersteunen.
Verschillende acties op Europees niveau zullen ook de implementatie van het nieuwe mbo-beleid ondersteunen. Zo gaat het Advisory Committee on Vocational Training (ACVT) effectief beheer van het mbo-beleid waarborgen middels een grotere rol bij het opstellen van werkprogramma’s van de Commissie. Ook worden er geleidelijk 50 Europese platformen voor Centres of Vocational Excellence opgericht en zullen er – als onderdeel van het Europass platform – European Vocational Core Profiles ontwikkeld worden welke mobiliteit van studenten en arbeiders zullen faciliteren en de ontwikkeling van joint curricula ondersteunen.
Met hun publicatie over de toekomst van het beroepsonderwijs gaf de ACVT in 2018 de aanzet voor de discussie over het beroepsonderwijs na 2020. Ook lopen binnenkort de Riga conclusies en het Brugge Communique af. Met dit voorstel voor een Raadsaanbeveling formuleert de Commissie een nieuwe visie voor de ontwikkeling van het beroepsonderwijs in de komende jaren. De verwachting is dat deze Raadsaanbeveling aansluit op het Osnabrück communiqué dat op 18 september in Osnabrück wordt ondertekend door de Onderwijsministers.